Categorieën
Cultuur Wetenschap

De rede valt binnen grenzen religie

Zou het niet behulpzaam zijn als christenen – vrijzinnig of niet –zich geëmancipeerd en toegewijd inzetten voor een meer impliciet of seculier jargon? Deze vraag stelt Ronald van den Oever zichzelf en anderen na het symposium Geloven in de media.

Ronald van den Oever

Tijdens het congres Geloof in de media ontstond er een vrij eensluidende roep bij de hoofdsprekers Hans Laroes en Antoine Bodar dat “religie is terug op de maatschappelijke agenda: nu is het belangrijk om de journalistieke kwaliteitsnormen als het om religie gaat, in acht te nemen”. Deze kwaliteit is nu vaak ver te zoeken in de media. Maar wat kenmerkt nu precies deze kwaliteit? Antoine Bodar had hiervoor behulpzame stellingen ontwikkeld, maar in deze reflectie zal ik mij meer richten op de bijdrage van Jan van der Stoep in zijn masterclass.

Zo hield Jan van der Stoep een masterclass over het thema “hoe neutraal kan een journalist zijn”. Neutraliteit of objectiviteit is dan ook een centraal thema in de journalistiek.  Van der Stoep stemde hierbij af met een gezaghebbende boekje genaamd Elements of journalism van Kovach en Rosenstiel. Hierin staat neutraliteit of objectiviteit naast publiek belang, autonomie, onmiddelijkheid en ethiek. Deze vormen de kernwaarden van de journalistiek. Onder kwaliteit verstaat men dan ook minstens ‘neutraliteit’ of ‘objectiviteit’.

Vooraf twijfelde ik nog over mijn keuze voor de masterclass, maar in de lijn van de hoofdsprekers sprak dit onderwerp mij het meest aan.

Waar hebben we het dan over als we spreken over kwaliteit en objectiviteit en hoe brengen we dit in praktijk? Objectiviteit lijkt mij immers ver voorbij de menselijke mogelijkheid. Maar misschien onderschatte ik de mens. En zo ging ik de masterclass in.

Kovach&Rosenstiel
Het werd een knusse en betrokken masterclass die behoorlijk aan mijn vraag tegemoet kwam. Jan van der Stoep haakte duidelijk aan bij de lijn van de twee hoofdsprekers. In de lijn van Kovach en Rosenstiel kan de taak van journalistiek worden opgevat als zorgen voor een:

– waarheidsgetrouwe weergave van de werkelijkheid
– Platformfunctie ruimte scheppen voor verschillende stemmen in het debat
– kritische functie: waakhond van de democratie
– Inspirerende functie: mensen mobiliseren, duiden richting geven.

the elements of journalism, kovach and rosenstiel

En zo was de link met kwaliteit en neutraliteit, objectiviteit of waarheidstrouw gelegd.

Maar welke vormen van neutraliteit kunnen we nu onderscheiden als het om religieuze journalistiek gaat? Allereerst is er het opschorten van je eigen oordeel: eerste de feiten en later geef ik mijn mening. Ten tweede is er een hands-off neutraliteit: ik laat mij niet in met religie en ik heb het recht om niet met de religie van anderen te worden geconfronteerd (zoals in Frankrijk vrij gangbaar is) En tot slot is er de evenhandedness neutraliteit: iedere religieuze groepering wordt gelijk behandeld. Onder meer Joseph Carens is volgens Van der Stoep belangrijk.

Maar welke vorm is nu behulpzaam als het gaat om neutraliteit in de journalistiek met het oog op religie. In het hoofdverhaal van Hans Laroes hoorden we immers dat buitenstaanders – die de hands-off neutraliteit toepassen – vaak in de fout schieten wanneer het gaat om basale religieuze kennis. Een kwalijk voorbeeld hierbij is de gelijkstelling tussen orthodox en fundamentalistisch. Dit is maar een voorbeeld van de talloze fouten die er ontstaan bij onkundige journalisten.

Jürgen Habermas
Jan van der Stoep: Jürgen Habermas is een filosoof die een belangrijke richting aan dit gesprek heeft gegeven. Hij stelt vast dat we in deze dagen te maken hebben met een post-seculiere samenleving. Geloof maakt weer deel uit van onze samenleving. En dat betreft niet alleen het christelijk geloof, maar ook de islam en andere religies. De zogenaamde naturalisten en de fundamentalisten trekken zich terug in hun eigen kamp en vinden dit in hun praktijk minder terug. Toch moeten gelovigen en ongelovigen er steeds meer rekening houden dat er andere overtuigingen bestaan. Wanneer wij er in onze taal ook rekening mee houden kunnen we respect opbrengen en wordt er ruimte geboden. Hetzelfde gebeurt wanneer seculieren beseffen dat gelovigen geen onredelijke mensen zijn.

Daarom zal er plaats moeten zijn voor religieuze argumenten in het publieke debat. Religieuze tradities herbergen immers belangrijke morele intuïties en bronnen van zingeving. Een voorwaarde is dan wel dat zowel gelovigen en ongelovigen samen religieuze argumenten in seculiere termen moeten vertalen.

‘Er is een uiteindelijk gezag of zelfs macht van de rede’, is de indruk die Jan van der Stoep heeft van Jürgen Habermas. “Zo zal er uiteindelijk toch meer aanpassing worden gevraagd van de gelovigen ten opzichte van de seculiere rede. En daar kunnen we terechte scepsis bij hebben”, meent Van der Stoep.

Nicolas Wolterstorff
Voor een andere visie gaat hij te rade bij Nicholas Wolterstorff. Daar vinden we een andere vertrekpunt, waarbij de neutraliteit iedereen in het gelijk stelt. Er bestaat geen eenduidige neutrale positie, iedereen vertrekt vanuit een basisovertuiging.

Voor iedereen geldt dan ook de vraag welke vorm van neutraliteit we toepassen als we zeggen dat we neutraal zijn. Het is daarbij belangrijk om verantwoording af te leggen van je eigen positie.

Jan van der Stoep had vanuit zijn interpretatie van Wolterstorff een schema ontwikkelt, dat erop neer dat tussen ‘feiten’ en het ‘journalistieke paradigma’ en tussen het ‘journalistieke paradigma’ en de ‘basisovertuigingen’ wederzijdse beïnvloeding plaatsvindt, maar niet tussen feiten en basisovertuigingen onderling.

Tijdens ons gerichtheid op de feiten spelen onze journalistieke paradigma’s mee, maar ook onze basisovertuigen. Er is een wisselwerking tussen deze drie gebieden die opgaat voor “seculieren” en “religieuzen”. En het is goed om verantwoording af te leggen welk journalistiek paradigma en welke basisovertuigingen onze beoordeling van de feiten inkleuren.

Om die reden is identiteit beter voor te stellen als een magnetisch veld dan als een omlijnd voetbalveld. Bij een magnetisch veld is er geen duidelijke afbakening, maar wel beïnvloeding vanuit “core values”. Dit magnetische veld is immers aanwezig bij elke deelnemer aan het publieke debat. Daarom kunnen we beter kiezen voor een interne kritische benadering, dan een externe kritische benadering.

Hierbij had Jan van der Stoep nog wat casuïstiek om toe te lichten en werd de link naar de praktijk inzichtelijk gemaakt.

Zelf was ik weer onder de indruk hoe Wolterstorff van praktische waarde was bij het framen van deze problematiek. Toen ik twintig jaar geleden voor het eerst de boeken van Wolterstorff las had hij op mij ook deze emancipatorische uitwerking. Er is geen redelijk gezag of neutraal ideaal waaraan religie moet voldoen. Een religieuze journalist doet niet onder voor een seculiere journalist. De rede valt zo binnen de grenzen van ‘religie’. En daarom wordt iedereen ter verantwoording geroepen voor de achterliggende paradigma’s en overtuigingen.

Deze openheid past ook weer goed bij de authenticiteit waar Antoine Bodar in zijn referaat over sprak. ‘Ter zake kundig en onbevangen’ had hij ons aangemoedigd, naast het ‘wees fier en trots op wat u uitdraagt’.

Op deze manier gaf het congres een bijzonder coherent verhaal. Authenticiteit is echter niet nieuw. Het wordt al jaren geroepen, maar vraagt telkens weer om concrete toepassing. Hierbij is nog vaak een minderwaardige schaamte of een gene bij veel religieuzen. Dus wederom een aanmoediging met behulp van concrete kaders en voorbeelden uit een andere masterclass voor een goed gesprek.

Maar ergens in een hoekje van mijn gedachten blijft er toch nog iets knagen. Iets wat nog niet is afgerond. En daar maak ik graag een uitnodigende uitdaging van. Zou het niet behulpzaam zijn als christenen – vrijzinnig of niet – (nadat ze via Wolterstorff weer tot het besef zijn gekomen van hun redelijke gelijkwaardigheid) zich vervolgens geëmancipeerd en toegewijd inzetten voor een meer impliciet of seculier jargon?

Zo kunnen we geïnspireerde seculiere woorden vinden om aan te sluiten bij onze naaste en bij het publieke debat. Niet omdat we ons onvrijwillig moeten aanpassen aan een overmacht, maar omdat we uit vrijheid en liefde de taal van onze naaste willen spreken om dienstbaar te kunnen zijn. Als iemand ons iets vraagt dan past het om in zijn taal de vraag te beantwoorden. Of minimaal voor een vertaler te zorgen. Zo kunnen we anderen misschien ook uitnodigen in onze religieuze wereld waar iedereen welkom is, ook als je niet gelooft. Zo bouwen we aan bruggen over onze kloven.

Dit zie ik niet alleen weggelegd voor een journalist. Ook een wetenschapper, een pompbediende, een televisiemaker of een caissière mogen zich op hun manier uitgedaagd voelen om dit te doen. Ik ben benieuwd naar jullie ervaringen.

Ronald van den Oever is programmamaker, blogger, praktisch theoloog en hobbyfilosoof met veel aandacht voor geloof in de media.

Alle artikelen over het symposium Geloven in de media vind je hier

Door Evert te Winkel

Initiatiefnemer van Vrijzinnig Evangelisch. Ooit een wat zurige bijna-ex-evangelische, inmiddels opbouwend-kritisch evangelisch. Probeert aardiger te zijn.

16 reacties op “De rede valt binnen grenzen religie”

We moeten allemaal verschillende talen spreken. Of je nu gelovig bent of niet: het (post)moderne leven speelt zich af op verschillende vlakken van de maatschappij. Als gelovige krijg je er nog een taalveld bij. Het is niet eenvoudig om al die verschillende talen te beheersen – de taal van het gezin (het onderhandelingshuishouden, of juist het leven van een single, relatietherapie), de taal van je werk (feitelijk gezien het echte jargon, vaktaal), de taal van de politiek (als je je daar als postmoderne mens tenminste nog mee bezig houdt), de taal van je geloof. Een aardige thematiek in het verband van Pinksteren. Maar ook een lastige thematiek, want het verklaart goed waarom zoveel mensen het lastig vinden om hun geloof onder woorden te brengen – vriend en vijand zijn het erover eens dat dat één van de grootste problemen van de kerk is, vandaag de dag. In West Europa tenminste.

Het is natuurlijk belangrijk om te geloven wat je zegt. Om je geloof authentiek te beleven. Maar ‘authentieke journalistiek’ is een soort interne tegenstelling. Authenticiteit impliceert immers iets natuurlijks, alsof het vanzelf gaat. Wat mensen als Antoine Bodar stellen, echter, is juist dat we ons beter moeten presenteren. Laat zien wat je doet en wees daar trots op. Met andere woorden: zet je beste beentje voor, en laat zien hoe goed je wel niet bent. Is dat niet een soort chauvinisme? Theologisch-ethisch gezien vind ik dat een lastig punt. Je kunt je beter ècht dienstbaar opstellen, dan telkens met je gezicht op tv te zien zijn. Waarom zou een theoloog journalist willen zijn? Waarom zou een gelovige zichzelf op de borst moeten kloppen? Je kan je beter nog wat meer inspannen voor een goede levenswandel. Dat klinkt misschien wat moralistisch, maar ik vind dat we best kritisch mogen zijn op de journalistieke sector, de amusementscultuur en de entertainmentdemocratie.

Wat ik sterk vind is de constatering dat alle journalistiek bij voorbaat reeds vanuit een bepaald perspectief wordt bedreven. Dat is de grote zwakte van de hands-off neutraliteit, zoals je het noemt.

Dank voor je reactie Martijn. Ik wil meestal goed aansluiten bij mensen om me heen. Ook als het gaat om jou als lezer van mijn bijdrage alhier. Dus ik neem even wat tijd en woorden voor een poging. Misschien wel wat veel woorden 😉

Ik zie ook dat je het met mij deelt dat de taligheid in de westerse kerk een uitdaging kan gebruiken. We zouden natuurlijk ook de metafoor van de brug kunnen gebruiken om te illustreren dat het gaat om aansluiting met buitenkerkelijken.

Mooi ook dat je deze taalmetafoor verbindt met Pinksteren. Deze aanvulling vind ik zeer inspirerend. God die op de Pinksterdag laat zien dat de andere volken erbij horen. De scheidsmuur is weg. De kerk die door hun “taal” laat zien dat iedereen welkom is. Taal staat dan ook voor gedrag en voor gebruiken. Bezield vanuit het goede nieuws van Jezus en aansluitend op onze naaste. Zo bedoel ik precies ook de “seculiere” woorden.

Dat mensen vele talen spreken lijkt me idd een gegeven, maar om heel bewust deze talen te bezielen vanuit hun christelijke spiritualiteit lijkt me de uitdaging die ik hier in het midden leg. En daar lijk je geen bezwaar tegen te hebben 😉

In je tweede alinea lees ik echter wat implicaties die ik moeilijk kan meemaken. In de presentatie van Bodar ging niet primair om betere presentatie – zoals je lijkt te begrijpen – want dat zou alleen de communicatie betreffen. Het gaat daarbij ook om vaardigheden en zeker ook om houding. Je houding en vaardigheden in praktijk brengen als journalist vraagt ook om presentatie. Dit hoeft voor mij niet namaak te zijn. Dus ik zie geen interne tegenstelling.

Ook de tegenstelling tussen journalistiek en ‘je echt dienstbaar opstellen” ontgaat mij. Sterker nog: goed geinformeerd zijn, met vriendelijkheid en rechtvaardigheid ondersteunen zelfs de “echt diensbare houding”, in mijn optiek. En deze “echt dienstbare houding” kan ook het journalistiek werk ondersteunen. Dit lijkt me geen ethisch conflict. Evenals je ook echt dienstbaar kunt zijn door op tv iets te communiceren. Dienen kan op diverse manieren en zelfs met communicatie op tv. Bodar heeft de kerk gediend met oprechte verantwoording/beeldvorming naar de samenleving en dient de kijker met informatie die opheldert. Daar ga ik maar even van uit…

Waarom zou een gelovige zichzelf op de borst kloppen? Zeg je… Dat weet ik niet. En dat komt ook niet in mijn stuk voor. Of je moet de journalist per definitie als een borstklopper willen zien. Nee toch? Theologen/journalisten kunnen de samenleving en/of de kerk prima dienen, lijkt mij.

Ik ken meerdere journalisten die theoloog zijn. Of andersom. Dus dit is de praktijk. Ik ben dan wel benieuwd naar jouw beeld van de journalist. Het lijkt wel of je dit moeilijk kan waarderen. Maar dat zal toch niet je bedoeling zijn? “Zelfs” journalisten kunnen met hun vak toch kerk en samenleving dienen?

Wat mij betreft zou het heel goed zijn als een theoloog veel voeten in de maatschappij heeft. Veel te veel heerst er nog een “theologisch zelfbeeld” dat zij met scientia bezig zijn en daardoor de zuivere gezaghebbende theologie brengen voor praktische toepassingen. Een soort Cartiaanse theologie-opvatting. Met Wolterstorff ben ik eens dat dit moeilijk houdbaar is in deze tijd (zie zijn “Van zekerheid naar trouw” p. 106) Ook theologie kunnen we zien als een sociale praktijk net als andere wetenschappen. En ook van de theologie wordt verwacht dat ze dienstbaar is aan welke praktijk dan ook. En als het helpt dat een theoloog daarnaast ook journalist, predikant, godsdienstdocent, persvoorlichter, stadsomroeper of programmamaker is, dan lijkt me dit alleen een mooi middel/kanaal tot dienstbaarheid. Dan komt het op arbeidsethos aan.

Kritisch zijn op de journalistieke sector – zoals je voorstelt – lijkt me prima. Een boeiende visie op deze dynamiek is te vinden bij Kees Waaijman. In zijn drie grondvormen van spiritualiteit valt de kritische journalist misschien het meest onder “tegendraadse spiritualiteit”. Maar ook hij/zij zal zich moeten verantwoorden. Een theoloog vanuit tegendraadse spiritualiteit zal graag oproepen tot actie en zal de macht kritisch toetsen. Deze kan als journalist goed werk verrichten. Een theoloog met “de spiritualiteit van de scholen of instituten”, kan zich prima toeleggen op onderzoek om zo de scholen-theologie te dienen en te promoveren met een extra schat aan nieuwe inzichten, die zich voor toepassingen lenen veelal binnen of voor de eigen denominatie. De theoloog die zich thuis voelt bij lekenspiritualiteit, zal zich meer in pastorale activiteiten en liefdadigheid kunnen vinden. Allemaal prima en allemaal voor wederzijdse aanvulling vatbaar. Zie hiervoor Handboek Spiritualiteit van Kees Waaijman.

Goed… een hele lap stof. Mijn bedoeling is geweest om met mijn reflectie op de masterclass van Jan van der Stoep te delen van het goede wat ik daar hoorde en te verkennen en zelfs op te roepen om bruggen te bouwen. Bruggen van gevarieerde christenen naar hun gevarieerde naaste. En hierboven ook bruggen van gevarieerde theologen naar een gevarieerde praktijk (mocht dit nodig zijn). En dan kan het bezielde seculiere leven en spreken misschien aansluiten op onze naaste die ook onder Gods liefde valt.

Om het bij de simpele praktijk te houden… Liefdadigheid, gerechtigheid, zorgzaamheid, bemoediging een plek geven in je daden en je woorden, kan door de christen extra worden gevoed vanuit je relatie met en je zicht op Jezus. Expliciet in je houding en vaak impliciet in je gedrag en in je woorden.

Hopelijk kan je me volgen en anders hoor ik het graag. Zegen toegewenst ook bij je werk als dominee, Martijn!

Ronald

Beste Ronald,

Bedankt voor je uitvoerige reactie. Je hebt groot gelijk dat je het tweede deel van mijn reactie kritisch bekijkt. Het is niet mijn bedoeling om christelijke journalistiek als een onmogelijkheid weg te zetten. Sterker nog, ik maak er elke dag met plezier gebruik van, juist door weblogs als deze. Toch blijf ik een tegenstelling bespeuren in de voorname houding van veel christenen in de maatschappij. Die tegenstrijdigheid vind ik ook terug in mijn eigen prediking. We moeten ‘laten zien dat we er zijn’, ‘niet bang zijn om ons geloof te delen’, ‘de verlegenheid overwinnen’. Het lijkt wel alsof de kerk zich ergens van moet emanciperen!

Recentelijk las ik het bekende boek van Bonhoeffer, Verzet en Overgave. ‘Bidden en doen wat goed is’, noemt hij daarin als het doel van het christelijk leven in deze (zijn) tijd. Bidden en het goede doen – meer niet. Wat Bonhoeffer geeft is een principe van bescheidenheid. Dat vind ik ook moeilijk te rijmen met de tijdgeest. Twitter en facebook worden door sommigen geduid als instrumenten van narcisme voor de massa. Gedeeltelijk geldt dat ook voor de al iets meer traditionele media, zoals radio en televisie. Die zijn zo sterk gericht op de emocultuur en de entertainmentindustrie. Hoe ga je daar als gelovige mee om? Als gelovige journalist? Als gelovige dominee? Als kerk als geheel? Dat vind ik lastige vragen. En veel collega’s met mij, als ik denk aan alle vragen en discussies die ik van hen krijg als ik vertel dat ik op twitter zit. Zelfs een social media adept als Frank Bosman is op sommige punten -terecht- heel kritisch op de sociale media.
Ik vind het principe van bescheidenheid zelfs moeilijk te rijmen met mijn eigen ambt. Ik sta zowat elke week wel op een podium. Als dominee ben je het plaatselijke gezicht van de kerk. Is dat wel goed? Nu ja – iemand moet het toch zijn. Maar laat het dan in hemelsnaam toch een gewoon mens zijn, die niet altijd mooi weer speelt en zich niet steeds bewust is van de schijnwerpers om zich heen.

Als je voluit meedoet in de media, als journalist of dominee of wat dan ook, is het lastig om geen mooi weer te gaan spelen. The Passion vind ik daar een goed voorbeeld van. Als evenement is het een groot succes. Maar als je niet oppast, ben je alleen nog maar bezig met ‘hoe het overkomt’ en niet meer met de boodschap zelf. Dat ervaar ik als gevaar van mijn eigen ambt, maar als bijvoorbeeld christelijke journalist heb je er ook mee van doen. Politici hebben er overigens ook een flinke kluif aan.

Als echte protestant heb ik er aardigheid in om te stellen dat het niet gaat om uiterlijke vroomheid, maar om een innerlijke houding – die natuurlijk wel effect heeft op je gedrag.

@DsMartijn
Ik ben maar een simpele journalist en geen dominee. Maar zit er niet een heel groot verschil tussen een journalist en een dominee? Een journalist moet niet gaan preken, in mijn ogen.
In mijn eigen journalistieke systeem maak ik onderscheid tussen feiten, betekenis en oordeel. Hoewel dat in de praktijk niet altijd zo is, ga ik van de stelregel uit dat feiten voor iedereen hetzelfde zijn. Zowel voor christelijke als seculiere journalisten. Christenen zullen de feiten vaak in een ander ‘betekenisvol kader’ zetten, voor andere feiten kiezen dus, maar in mijn ogen blijven dezelfde feiten herkenbaar.
Het laatste onderdeel, waar christelijke journalistiek wezenlijk zou kunnen afwijken, is dat van oordeel. Een journalist hoort een onderbouwde mening over zaken te kunnen geven, zoals op deze site gebruikelijk is. Dat is maar een klein onderdeel van de gehele journalistiek. Maar ook dan geldt dat de maatschappelijke impact van een zekere zaak voorop staat. Ook in de christelijke journalistiek spelen heilsfeiten een beperkte rol.
Christelijke journalistiek is in mijn ogen dus niet journalistiek met een christelijke boodschap, ondanks dat deze website daar soms behoorlijk dichtbij zit. Het is wel absoluut journalistiek met een ander gezichtsveld.
Belangrijk daarin is dat je niet de massa volgt, maar je eigen koers vaart. Dat is niet eenvoudig. Volgens mij heeft Paulus een boodschap hierover speciaal voor christelijke journalistiek.
Vanuit deze opvatting over christelijke journalistiek, maar je begrijpt dat een RD daar andere opvatting over heeft dan een ND en een blad als VolZin weer andere ideeën, denk ik dat de problemen die jij noemt niet zo groot zijn. De journalist heeft dan toch een meer afstandelijke blik op geloof.

Is het grote verschil niet dat voorheen alleen de dominee een preekstoel had in de kerk en nu elk kerklid via sociale media een eigen preekstoel heeft. Zeg ik met een dikke knipoog.

Zo is ook het probleem van bescheidenheid relevant voor iedereen die zijn mond open doet. En volgens Jacobus geeft het spreken een extra risico en verantwoordelijkheid > “Snel tot luisteren maar traag om te spreken”. En aangezien ik veel geluisterd heb mag ik zoveel woorden gebruiken 😉

Een jaar of 18 geleden damde ik mijzelf in met de opvatting dat ik bescheiden moest zijn. Zo durfde ik ook weinig te zeggen. Deze opvatting heeft mij behoorlijk dwarsgezeten. Ik heb ook een tijdje gedacht dat ik eerst de goede houding moest hebben voordat ik wat kon zeggen. Meestal was dit in het openbaar of met preken. Totdat ik voor mezelf ontdekte dat het minder ging om persoonlijke voorwaarden in mijzelf, maar om de liefde voor anderen. Waar is de ander mee gediend vroeg ik mij toen af en wat is mijn verantwoordelijkheid hierin. En dit veranderde mijn gedrag en vervolgens ook mijn zelfgerichte houding. Dus ik zet ook hierin graag de liefde voorop, bescheidenheid is goed maar als het in de weg zit om andere oprecht te kunnen dienen dan hebben we het over valse bescheidenheid. Is mijn ervaring.

En dit geldt voor mij ook als richtlijn voor mediagebruik. Zelfs voor wat ik hier doe. Als ik het kan verantwoorden naar de naasteliefde en het ligt in mijn verantwoordelijkheid dan moet ik het doen. Liefst op een bescheiden manier.

Even ter verduidelijking. Ik had het niet over een dominee maar een theoloog. Hoewel ik ook dominees ken met de “dubbelfunctie” van journalist.

Een theoloog is geschoold vanuit dit vakgebied en kan er immers diverse functies mee uitoefenen. Predikant is één van de mogelijkheden, maar ook journalist (op de kerkafdeling van een krant) of onderzoeker behoren tot de mogelijkheden.

En zoals gezegd: ik ben erg voor een theoloog of predikant die ook ander werk doet om voeding te krijgen vanuit de samenleving. Zoals Paulus ook hielp met tentenmaken 😉 Ik ben zelfs tot op zekere hoogte ook erg voor de lekenpredikant

@Evert. Dit lijkt me wel een behulpzaam onderscheid wat je maakt tussen feiten, betekenis en oordeel. Maar een typisch christelijke betekenis en (wat jij voorstaat) een typisch christelijk oordeel lijkt me lastig te onderscheiden. Daar zijn ook veel variatiemogelijkheden. En wat sommigen menen christelijk te oordelen, staat ver bij mij vandaan. Ik denk dat Wolterstorff (De rede…) hier wel behulpzaam in kan zijn. Bij mij wel… 😉

Volgens mij heb je ook diverse vormen van journalistiek waarbij er ook een gradatie is in de richting van neutraliteit. En dit werkt natuurlijk heel subtiel. Het dagjournaal zal het meest feitelijk zijn, maar de nieuwrubrieken al veel minder. Denk maar aan Powned of Eerdman op radio 1 (Avondspits 18:30). De journalist zal misschien niet zo snel openlijk zijn mening geven, maar in het item wat hij/zij maakt kan het wel kiezen voor een deskundige die precies zegt wat de journalist graag wil laten horen. Dan lijkt mij dit meer indirect preken, wat ook een vorm van preken is. En zo zijn er nog wel meer vormen waarmee de journalist een boodschap kan laten horen die van hem is, maar wordt gebracht door beelden en meningen van anderen. Maar ook met het laten zien van onrecht maakt een journalist vaak al meer los dan wat een preek kan doen.

En anderzijds is een prekende dominee die de hoorders bepreekt met zn eigen visie en ze te weinig zelf in de bijbel laat ontdekken ook tot mislukken gedoemd. In Berea onderzochten de mensen immers ook zelf de schrift of alles wel klopte… Volgens mij is de tegenstelling dus niet zo groot. Misschien is het grootste verschil wel het boek waar zij (primair) uit preken 😉

Dank voor jullie inspirerende bijdragen die mij weer hebben verrijkt.

Vriendelijke groet!

@Ronald
Ik doel in het geval van oordeel niet op het christelijke oordeel, maar vooral op de vraag: “wat zou je hiervan MOETEN vinden. Ik denk vooral aan het redactioneel commentaar, in mijn ogen de kroonjuweel van de journalistiek. Dat dit misverstand maar uit de weg is.

Voor de rest geloof ik inderdaad niet in neutrale of objectieve journalisten, maar wel in kwaliteitsjournalistiek. Objectiviteit is daar een onderdeel van. Dat heeft te maken met werkwijze en met in die zin een bescheiden houding dat je als journalist corrigeerbaar bent.
De verschillen in het ‘betekenisvolle kader’ en het oordeel tussen seculiere en christelijke journalisten komt voort uit een ander wereldbeeld. Maar niet uit een andere boodschap. Tenminste, ik vind dat dat niet zou moeten, omdat journalisten niet zouden moeten preken.

@Evert:
1. Objectiviteit… Wat we “moeten” vinden over de feiten zal veelal worden beïnvloed door (persoonlijke) regulerende overtuigingen om Wolterstorff maar weer aan te halen. Deze overtuigingen kunnen christelijk zijn geïnspireerd, maar ook anders. En zelfs bij christenen zijn niet alle regulerende overtuigingen christelijk geïnspireerd. sommige hangen samen met opvoeding, karakter etc. Dat maakt een meer dynamische/gedifferentieerde kijk noodzakelijk. Wolterstorff maakt ook nog onderscheid tussen 1. de inhoudelijke kant (zoals we tot nu toe hebben besproken) maar ook nog eens 2. de keuze van de onderwerpen waarop regulerende overtuiging invloed ‘behoren’ te hebben. Daar hebben we het nog niet overgehad. Wiki ziet objectiviteit en neutraliteit in de journalistiek van toepassing op op het ‘vergaren’, de ‘keuze’ en de ‘verwerking’. Dezelfde drie lijken mij ook vatbaar voor regulerende overtuigingen. Maar er is ook een stroming die objectiviteit onmogelijk vindt in de journalistiek. Zelfs een NOS-journaal maakt immers keuzes om bepaalde onderwerpen wel te brengen en sommigen niet. Daarom was er misschien ook wat meer aandacht voor Pinkpop en wat minder voor Opwekking dit weekend. Zodra een mens zich met feiten bemoeit wordt objectiviteit een lastig ideaal. Hoe zie je dit functioneren bij een journalist? En wat betekent dit voor het “MOETEN vinden”?

1. Preken… Dus je bent het niet eens met Kovach en Rosenstiel’s vierde functie van journalistiek? > Inspirerende functie: mensen mobiliseren, duiden richting geven. Want dit is volgens mij wat men doorgaans verstaat onder preken, toch? Preken is misschien te veel geladen met negatieve gevoelslading, waardoor het nooit goed kan zijn. Maar probeer dit even te objectiveren 😉 Het blootleggen van misstanden in de samenleving door de journalist lijkt me volop geladen met een persoonlijke motivatie waarbij er een oproep klinkt tot actie om de misstanden tegen te gaan. Dat lijkt me best wel prekering.

3. Objectiviteit is dan in jouw begrip bescheiden en corrigeerbaar? Dat lijkt me een particuliere en magere opvatting van objectiviteit. Objectiviteit ontstijgt dan nog steeds niet het niveau van sociaal construct. Objectiviteit lijkt me zo hooguit functioneren als een ideaal waar we ons naartoe kunnen bewegen, maar die we nooit echt kunnen bereiken zolang ons bijdrage nog mensenwerk is. En journalistiek is zeker geen wiskunde. Maar misschien hebben we dit ideaal of deze droom van objectiviteit wel nodig. In de menselijke context van de hulpverlening is het woord meervoudige partijdigheid van toepassing geworden ipv objectiviteit of neutraliteit. Zo zou je objectiviteit in de journalistiek misschien moeten vervangen door meerzijdige belichting: het nieuws van alle kanten. Maar misschien is er nog wel een beter woord. Objectiviteit en neutraliteit wekken hoge verwachtingen die a. niet worden waargemaakt en b. veelal worden gebruikt om religieus geladen journalistiek te degraderen. Dus een alternatief lijkt me onvermijdelijk.

gr.R!

Als de postmodernisten ons wel één ding geleerd hebben, dan is het wel dat er geen ‘helicopterview’ bestaat, dat wil zeggen, geen paradigma-overstijgende blik. Dat is óf aan niemand voorbehouden óf aan God.

De katholieke Kerk gelooft dat Christus redelijk éénduidig, met de nodige beperkingen die ’taal’ nu eenmaal heeft, toch Zijn wil kenbaar heeft gemaakt aan ons. Voor een katholiek betekent ‘objectiviteit’ dan ook niets anders dan Christus’ wil begrijpen en volgen.

Een aanverwant criterium zou kunnen zijn om ‘objectiviteit’ gelijk te stellen met ‘eerlijkheid’, dit even gesproken vanuit mijn eigen paradigma.. 😉 Maak duidelijk waar je staat, en verberg het niet achter een ‘schijn-objectiviteit’, wat in werkelijkheid wellicht niet meer is dan een ‘gemiddelde’ van de ‘communis opinio’ en dus, per definitie, onwaar. Dan zorg je in ieder geval voor duidelijkheid, men weet waar men aan toe is als men je berichten leest.

Ik weet dat je op deze blog niet teveel theologie wil, dus ik zal het kort houden. 😉 De personen in de Drie-eenheid zijn radicaal Anders, maar eveneens radicaal met elkaar in ‘communio’. Idealiter is een tocht naar éénheid, naar Christus, dus een tocht naar zowel radicale eigenheid als objectiviteit.

@Ronald
1. Er is onderscheid tussen ‘objectief zijn’, wat volstrekt onmogelijk is, en ‘objectieve artikelen schrijven’, dat wil zeggen: op basis van de feiten.
Over die keuze, zoals jij in ‘lid 2’ noemt, daar heb ik het al over gehad, dat is namelijk het plaatsen van een feit in een betekenisvol kader. Daarin maak je altijd keuzes. Je kan zeggen: Opel heeft vorig jaar 20.000 verkocht (bijvoorbeeld). Dat is een feit. Je kan vervolgen met: Dat is 30% minder dan het jaar daarvoor >Afschuwelijk!. Of je kan zeggen: Daarmee is het bedrijf de grootste Duitse autoverkoper >Geweldig! Zo selecteren journalistieke media natuurlijk, zoals ik ook doe. Die keuzes zijn niet objectief te maken, maar journalisten moeten ze wel kunnen verantwoorden.
Objectiviteit, om maar even een veel voorkomend misverstand uit de weg te ruimen, is niet iets wat bestaat. Hooguit is het iets wat ‘gebeurt’, om maar met Hendrikse te spreken 😉 De mens is juist nodig voor die objectiviteit, omdat een mens keuzes maakt om niet de eigen opvattingen als eerste te laten spreken, maar juist de feiten. Hoe moeilijk dat ook is.

2. Preken zie ik als het proberen te overtuigen van andere mensen van je eigen boodschap. Duiden is iets heel anders. Zelfs het proberen te overtuigen van mijn opvatting, zoals ik op deze website vanzelfsprekend ook doe, is toch wat anders dan journalistiek met een boodschap, hoewel die grens wat vaag kan zijn.
Het aan de kaak stellen van maatschappelijke misstanden is wel ideologisch geladen, vaak tenminste wel en dat is goed, maar juist bij maatschappelijke misstanden geldt heel sterk: alleen de feiten. Als een journalist bij maatschappelijke misstanden al te gemakkelijk dingen voor waar aanneemt, zelfs als deze binnen het paradigma van de journalist passen, dan verliest de journalist zijn zeggingskracht. In dat opzicht is het het tegenovergestelde van preken. In een preek ben je juist bezig met de verkondiging van een boodschap, in de journalistiek schort je juist je boodschap op ten gunste van de feiten. Ik ben het dus wel met je eens dat de motivatie hetzelfde kan zijn.

3. Nee. Je slaat het belangrijkste over, namelijk dat objectiviteit gaat over de werkwijze. En daarbij moet je als journalist bescheiden en corrigeerbaar zijn. Objectiviteit is dus niet een ideaal en heeft ook niets met een sociaal construct te maken, maar objectiviteit is een kwaliteitseis die toetsbaar is. Kloppen de genoemde feiten, zijn de verbanden die tussen feiten gelegd worden wel juist, is er voldoende gekeken naar feiten die de beweringen in het artikel tegenspreken? Allemaal toetsbaar. Daar gaat objectiviteit over. Niet over een verheven ideaal, een droom. Gelukkig niet.

Jouw voorstel, meerzijdige belichting, lijkt me de grootste fout die mogelijk is. Alsof je betere journalistiek bereikt als je dingen van alle kanten belicht. Alsof alle kanten ook even waardevol zijn. Alsof het zo is dat als er twee kijven, er twee evenveel schuld hebben. Maar zo werkt het niet. Een journalist moet juist vertellen hoe het zit, meer nog dan vertellen hoe verschillende partijen zeggen dat het zit. Een helicopterview, om maar even bij @Anthony Ruijtenbeek aan te haken, is niet mogelijk, maar een goed onderbouwd oordeel wel. Daarbij hoef je heus niet altijd alle partijen aan het woord te laten, hoor en wederhoor is een goed journalistiek principe, maar hoeft niet in alle gevallen toegepast te worden. En zeker moet er niet gedacht worden dat alle partijen altijd gelijkwaardig zijn.
Wat het woord ‘objectiviteit’ uitdrukt is dat journalisten betrouwbaar moeten zijn in hun garing van feiten en de keuzes die zij daarin maken. Dat je als je een journalistiek product leest/hoort/bekijkt weet dat je een degelijk product voor je hebt, met feiten en een eerlijk beeld van de werkelijkheid. En dat een journalist, als hij er naast zit, bereid is dit ruiterlijk toe te geven.

Als laatste, en daarbij haak ik opnieuw aan bij Anthony Ruijtenbeek, kan een journalist zich niet verschuilen achter objectiviteit of ‘alleen de feiten’. Wanneer er kritiek komt hoor je journalisten te vaak zeggen: ‘het zijn alleen de feiten’. Journalisten maken altijd keuzes bij de selectie van feiten, zoals ik al eerder noemde. Die keuzes moeten zij kunnen verdedigen. Anders is het inderdaad niets anders dan schijn-objectiviteit. Daar moet je voor waken.

@Evert
Dat lijkt mij een zeer particuliere opvatting van objectiviteit. Dat is prima voor mij, maar ga je zo niet enige aansluiting in het gesprek missen?
Objectiviteit zal binnen filosofisch en journalistieke kaders anders worden toegepast, maar het heeft altijd iets te maken met de tegenstelling tussen subject en object. En aangezien we zelf als subject betrokken blijven, is ook objectiviteit iets problematisch. Ik denk dat dit bij mij veel te maken heeft met de waarden die aan deze woorden kleven door hun ontstaan en gebruik. Dit kan ik moeilijk los maken. Maar we snappen ongeveer waar we heen willen in de praktijk en willen dat ondersteunen met taal die opheldert en voor zo min mogelijk misverstanden oplevert. Tenminste dat is mijn streven.

@Anthonie Jouw benadering kan een oplossing zijn, maar ook het stelt mij net niet helemaal gerust. Dan is God of Jezus als ‘persoon’ eerder de overstijgende “subjectiveit”, lijkt me… Maar als er al objectiviteit moet zijn dan lijkt mij dit theologisch en perspectivistisch overeenkomen met het perspectief van God, die wij niet hebben, maar waar we wel deelachtig aan kunnen worden. Een ontvangen gift van God. Je toepassing kan ik heel goed volgen, denk ik. Jezus is voor ons waarheid (aletheia) geworden. Waarachtigheid misschien wel. Dit herken ik in de woorden van Paulus en Petrus. Ha ha weer wat theologie toegevoegd, Evert!

@Evert
Ik wil natuurlijk niet teveel muggenziften als het om woorden gaat. Maar het is wel handig om af te stemmen waar we het over hebben en welke woorden er bij passen om richting te geven aan onze praktijk. En volgens mij zijn woorden as objectiviteit en neutraliteit ook teveel geladen vanuit secularistische waarden en misschien iets verder terug: de vrij radicale scheiding tussen bovennatuur en ondernatuur. Deze gaan ook ergens dwarszitten. Bij mij wel…

Objectiviteit lijkt mij hoe dan ook een woord wat iets (een hoedanigheid) aanduid en geen gebeuren. Wanneer objectiviteit gebeurt kun je dit als werkwoord objectiveren noemen. Dan gebeurt er iets in de richting van “objectiviteit”. Maar ik zie dit als een proces van minder “bijzonder en persoonlijk” naar meer “algemeen en gedeeld”. Daar kan ik me nog iets praktisch bij voorstellen. In de journalistiek houdt dit ook verband met het woord waardevrij. Dit speelt bijvoorbeeld enorm in de berichtgeving van het Israel-Palestijnsconflict. Woorden als onderdrukkers of opstandelingen zijn dan niet waardevrij of misschien ook niet “objectief” in de journalistieke betekenis van het woord.

Maar waarom niet gewoon woorden gebruiken die minder voor misverstanden vatbaar zijn en die we met elkaar kunnen delen om goede afspraken te maken over de praktijk van journalistiek. Dat is wel zo praktisch. Eerlijkheid zoals Anthony ook noemt lijkt me meer in de richting, maar – net als transparant – ook vatbaar voor te veel idealisme omdat we het in de praktijk meestal tot op zekere hoogte “gebeurt” en/of tot op zekere hoogte inzichtelijk en controleerbaar is.

Misschien dan nog beter verantwoordelijk. “Altijd bereid om verantwoording af te leggen”, lezen we ergens in een goed boek. Dat past bij een perspectivistische benadering die sociaal gezien om verantwoording vraagt. Voor zover we dit kunnen opbrengen. Waarom kiezen we voor een bepaald journalistiek onderwerp en waarom kiezen we voor die methode en die woorden om het te belichten. Waarom kiezen we voor woorden als dictator, machthebber, onderdrukken ipv leider, het gezag of leidinggeven. De journalistiek zal dit in eerste instantie zoveel mogelijk uitdrukken in woorden die zoveel mogelijk waardevrij zijn, maar nog preciezer: die vanuit diverse perspectieven toepasbaar zijn of die we vanuit zoveel mogelijk perspectieven kunnen verantwoorden. Dat zal zo ongeveer dit komt in de praktijk overeen met wat we doorgaans feitelijk of objectief of neutraal kunnen noemen. Feiten hebben immers de hoogst gedeelde waarde in dit alles. Maar ook daar ontkomen we niet helemaal aan uitzonderingen. In de meer opiniërende journalistiek (Elsevier, HP/Tijd, etc) vindt er differentiatie plaats naar meer bijzondere of smaller gedeelde perspectieven waar onder meer ook politieke-, culturele en religieuze overtuigingen zich meer zullen mengen in de beeld- en oordeelsvorming.

Aldus mijn reactie en bijdrage tot een meer behulpzaam jargon voor deze problematiek.

vriendelijke groet!

@Evert
Even ter toelichting nadat ik jouw verhaal nog eens heb gelezen. Mijn verhaal van zoveel mogelijk “gedeeldheid” vanuit perspectieven is mijn antwoord op jouw bezwaar tegen per meerzijdige belichting. Die perspectieven vallen niet uit elkaar – zoals jij mij lijkt te begrijpen – maar vinden hun eenheid in het gebeuren en in de manier waarop we dit samen delen in de waarneming en de beeldvorming.

Maar de perspectieven komen niet pas achteraf. Die zijn al bij betrokken bij het moment van waarneming. Wij “HEBBEN” het gebeuren niet, evenmin “HEBBEN” wij de feiten als bezit. We hebben er deel aan. Of in woorden van Kant: De dingen “An-Sich” zijn ook altijd de dingen “Für-Mich. Alleen “Hoe het zit” (an-sich) veronderstelt juist de helicopterview lijkt mij. Mijn benadering vanuit perspectieven en het meest gedeelde in alle perspectieven wat we waardevrij of objectief kunnen noemen veronderstelt juist helemaal geen helicopterview omdat het veronderstelt dat iedereen vanuit een persoonlijk perspectief de feiten benadert en de feiten zoveel mogelijk ondoet van de eigen waardering en inkleuring om zo dit bij een gezamenlijke overeenstemming te komen. Er is geen neutraal, objectief iets als een helicoperview. Dit lijkt me iets praktischer omdat dit volgens mij ook op die manier plaatsvindt in het proces van waarneming en verslaglegging.

Een rechter hoort graag diverse getuigen van een misdrijf of ongeluk omdat hij dan diverse gezichtspunten heeft van het gebeuren. Zo hoor ik als nieuws-consument ook graag diverse perspectieven omdat er altijd weer verschil is in verslaglegging van hetzelfde “nieuwsfeit”. Journalisten kijken immers vanuit hun perspectief, kiezen, voelen, verbinden en ordenen vanuit hun ervaringen, achtergrondkennis en methoden etc. etc.

Kwalitatief hoge (“eerste lijns”) journalistiek zal uitblinken omdat deze het meest “recht zal doen” aan de feiten door hun methode die persoonlijke inkleuring zoveel mogelijk zal vermijden of zal onderscheiden. Maar de meer opiniërende journalistiek zal uitblinken vanwege het betekeniskader wat wordt toegevoegd en wat behulpzaam zal zijn bij de duiding van het gebeuren, zodat er ook positieve verandering (actie) tot stand kan komen. Dat behoort vanuit hun perspectief vaak ook tot het zoveel mogelijk “recht doen” aan feiten en aan mensen en aan de maatschappelijke verantwoordelijkheid die zij zichzelf toekennen. Bijvoorbeeld de controle van de macht en de emancipatie van de burger.

Even als toelichting op mijn eerder bijdrage omdat ik mij niet zo herken in jou beeld van mijn reactie, waardoor ik ook jouw reactie niet helemaal kan volgen. Misschien kan je dit wel volgen.

Het toegeven van fouten in de journalistiek is ook een interessant thema. Beeldvorming en kennis lijkt mij altijd voortschreidend en beperkt. Meestal gaat het bij fouten toch om een beeldvorming (theorie) die niet recht kan doen aan alle feiten of bepaalde feiten over het hoofd heeft gezien of anders heeft gerangschikt. Vaak gebeurt dit vanwege een dominante invloed vanuit regulerende overtuigingen. Als dit bewust is gedaan op een “gesloten” of “onverantwoorde” manier dan kunnen we spreken over manipulatie. Maar ook andere fouten zijn natuurlijk denkbaar.

Goed tot zover weer even…

@Ronald
Op je eerste stuk van je eerste reactie:
Objectiviteit is op zich geen verwarrende term. Het wil zeggen dat het bij je publicatie aan publiceren over de zaak (object) houdt, in plaats van publicatie over jouw opvatting (subject). Lezers moeten er vanuit kunnen gaan dat wat je schrijft gewoon juist is. Daar is niets particuliers aan. Maar het betekent wel dat objectiviteit iets is wat je niet ‘bent’, maar iets wat je ‘doet’. Om één of andere reden is dat onderscheid weleens wat vervaagd. Door dat vervaagde onderscheid, alsof objectiviteit iets is wat je zou moeten zijn, is objectiviteit plotseling een onbereikbaar ideaal geworden. Maar objectiviteit is de minimumeis die je aan journalistiek mag stellen. Voor deze minimumeis zie ik geen term die helderder is.
Op het tweede deel van je eerste reactie:
Over neutraliteit hebben we het niet. Wanneer twee landen in oorlog zijn en een derde land zegt: “Ik bemoei me er niet mee”, dan is dat land neutraal. Neutraliteit gebruik je niet voor journalistiek en dat zouden we ook niet moeten doen. Neutraliteit gaat over wat je bent. Objectiviteit is wel heel belangrijk binnen de journalistiek en gaat over de methode. Haal die twee dingen alsjeblieft nooit meer door elkaar.
Als de term ‘objectiviteit’ vanuit seculiere waarden geladen is, dan is mij daar in ieder geval niets van bekend. Misschien dat het idealistische beeld van objectiviteit seculier geladen is, maar dat valt geloof ik nogal mee. Neutraliteit wel, maar gelukkig hebben we daar in de journalistiek niet mee te maken.

Objectiviteit lijkt mij hoe dan ook een woord wat iets (een hoedanigheid) aanduid en geen gebeuren. Wanneer objectiviteit gebeurt kun je dit als werkwoord objectiveren noemen.

Mijn woordenboek (Prisma) noemt objectiviteit ‘zakelijk’. Dat gaat echt over hoe je als journalist handelt, niet over iets wat je bent.

In de journalistiek houdt dit ook verband met het woord waardevrij. Dit speelt bijvoorbeeld enorm in de berichtgeving van het Israel-Palestijnsconflict. Woorden als onderdrukkers of opstandelingen zijn dan niet waardevrij of misschien ook niet “objectief” in de journalistieke betekenis van het woord.

Waardenvrij? Wat is dat? Wil dat zeggen dat journalisten geen normen en waarden hebben? Dat lijkt me een hele slechte zaak. Als je het dan hebt over bijvoorbeeld het conflict tussen Israël en de Palestijnen, dan moet er inderdaad zorgvuldig geformuleerd worden. Als een term als ‘onderdrukker’ gebruikt wordt, dan moet je je niet afvragen of er misschien een waardeoordeel in dat woord zit, waarom zou dat niet mogen, maar of de term juist is. Wij plegen de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog onderdrukkers te noemen. Dan vraag je je ook niet af of die term een waardeoordeel bevat. Wel is het belangrijk dat je zakelijk blijft. Je kan als journalist best een voorkeur hebben voor Israël, om maar bij dit voorbeeld te blijven, omdat je vindt dat als de eigen bevolking lijdt onder raketbeschietingen het leger daarop mag reageren, maar je kan niet de Palestijnen criminelen noemen. Niet omdat er een waardeoordeel in zit, maar omdat het feitelijk onjuist is en je te veel groepen over één kam scheert.

Maar waarom niet gewoon woorden gebruiken die minder voor misverstanden vatbaar zijn en die we met elkaar kunnen delen om goede afspraken te maken over de praktijk van journalistiek. Dat is wel zo praktisch. Eerlijkheid zoals Anthony ook noemt lijkt me meer in de richting, maar – net als transparant – ook vatbaar voor te veel idealisme omdat we het in de praktijk meestal tot op zekere hoogte “gebeurt” en/of tot op zekere hoogte inzichtelijk en controleerbaar is.

Alsof eerlijkheid een criterium kan zijn. Natuurlijk moet een journalist, net als iedereen, eerlijk zijn. Daar is geen discussie over. Maar mensen kunnen ook eerlijk dwalen, maar dat maakt ze geen journalist. De eisen die aan journalisten gesteld worden, zoals dat ze hun werk op objectieve wijze doen, zijn er juist voor bedoeld dat mensen die de krant lezen/het journaal kijken/radio luisteren enz. erop kunnen vertrouwen dat wat zij horen juist is.

Misschien dan nog beter verantwoordelijk. “Altijd bereid om verantwoording af te leggen”, lezen we ergens in een goed boek. Dat past bij een perspectivistische benadering die sociaal gezien om verantwoording vraagt.

Dat goede boek heet dan ook ‘Altijd bereid tot verantwoording’ en is een kort commentaar op de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Het boekje stamt uit 1961 en is ter ere van 400 jaar Nederlandse Geloofsbelijdenis. Waar gaat dat over? Dat niets ooit boven kritiek staat, zelfs de Nederlandse Geloofsbelijdenis niet, en alles altijd corrigeerbaar moet zijn. Maar dat vind jij te particulier. Ik niet, ik vind dat een hele belangrijke eis voor de journalistiek. Maar niet de belangrijkste. Maar de corrigeerbaarheid en de verantwoording gaat toch altijd in de eerste plaats over feiten.

De journalistiek zal dit in eerste instantie zoveel mogelijk uitdrukken in woorden die zoveel mogelijk waardevrij zijn, maar nog preciezer: die vanuit diverse perspectieven toepasbaar zijn of die we vanuit zoveel mogelijk perspectieven kunnen verantwoorden. Dat zal zo ongeveer dit komt in de praktijk overeen met wat we doorgaans feitelijk of objectief of neutraal kunnen noemen.

Wat doe je me hier pijn! Feiten en objectiviteit gaan niet over de grootste gedeelde mening! Een journalist schrijft een artikel in een bepaald perspectief, moet het perspectief en de woorden binnen dat perspectief kunnen verantwoorden. Maar niet de woorden buiten dat perspectief. Alsjeblieft niet zeg. Je kan en mag als journalist niet denken dat alle perspectieven gelijkwaardig zijn. Zodra je dat gaat denken kun je over het proces Wilders net zo goed straatinterviews houden als juridisch experts. Zo werkt het niet.
Natuurlijk kun je daar ook straatinterviews over houden, die keuze moet je dan verantwoorden, maar je kan daar nooit het gewicht aan geven als aan wat experts erover zeggen. Laat staan dat je de mening van Jan met de Pet even waardevol vindt als wat er in het wetboek over staat.
Reactie twee

Maar de perspectieven komen niet pas achteraf. Die zijn al bij betrokken bij het moment van waarneming. Wij “HEBBEN” het gebeuren niet, evenmin “HEBBEN” wij de feiten als bezit. We hebben er deel aan. Of in woorden van Kant: De dingen “An-Sich” zijn ook altijd de dingen “Für-Mich.

Wanneer twee journalisten naar hetzelfde evenement gaan zien zij dezelfde feiten. Natuurlijk verwerken zij die feiten op andere manier. Daar hebben we het hier niet over. Het is niet zo dat als een journalist iets van meerdere kanten bekijkt, het dan automatisch een beter artikel/ ander product wordt. Een journalist moet steeds kijken welke feiten relevant zijn en welke niet. Verder moet een journalist bij beschuldigingen altijd mogelijkheid voor wederhoor geven. Dat een journalist de dingen die hij ziet vanuit eigen perspectief ziet is een op deur. Maar dat heeft met objectiviteit weinig te maken. Objectiviteit gaat echt alleen over de manier waarop je werkt.

Mijn benadering vanuit perspectieven en het meest gedeelde in alle perspectieven wat we waardevrij of objectief kunnen noemen veronderstelt juist helemaal geen helicopterview omdat het veronderstelt dat iedereen vanuit een persoonlijk perspectief de feiten benadert en de feiten zoveel mogelijk ondoet van de eigen waardering en inkleuring om zo dit bij een gezamenlijke overeenstemming te komen. Er is geen neutraal, objectief iets als een helicoperview. Dit lijkt me iets praktischer omdat dit volgens mij ook op die manier plaatsvindt in het proces van waarneming en verslaglegging.

Jij laat hierin feiten volledig los. Maar dat kan niet zomaar. Dan hebben we ook geen journalisten meer nodig. Daarnaast is het flauwekul dat iedereen de feiten zoveel mogelijk van de eigen waardering en inkleuring ontdoet. In tegendeel, het is gebruikelijk om de eigen waardering voorop te stellen en dit (misschien) te onderbouwen met feiten. Alleen bij journalisten kan dat niet zo zijn. Een journalist houdt zich met feiten bezig. Daarvoor hoeft hij niet perse alles over alles te weten (helicopterview), maar gewoon kijken wat de feiten zijn en deze in het artikel zetten. Dat is objectiviteit. Heeft dat met neutraliteit te maken? Natuurlijk niet!

Kwalitatief hoge (“eerste lijns”) journalistiek zal uitblinken omdat deze het meest “recht zal doen” aan de feiten door hun methode die persoonlijke inkleuring zoveel mogelijk zal vermijden of zal onderscheiden. Maar de meer opiniërende journalistiek zal uitblinken vanwege het betekeniskader wat wordt toegevoegd en wat behulpzaam zal zijn bij de duiding van het gebeuren, zodat er ook positieve verandering (actie) tot stand kan komen.

Wat is het verschil tussen eerste- en tweedelijnsjournalistiek? Hoeven ’tweedelijnsjournalisten’ geen feiten te checken? Voegt niet iedere journalistieke productie betekeniskader toe? Daarnaast, als eerstelijnsjournalistiek, in tegenstelling tot opiniërende journalistiek, kwalitatief hoog is, waarom zijn dan juist de opiniebladen het hoogst haalbare in de journalistiek? Ik begrijp hier je hele onderscheid niet. Er is journalistiek en er is oud-papier. Voor de rest ken ik geen onderscheid.

Het toegeven van fouten in de journalistiek is ook een interessant thema. Beeldvorming en kennis lijkt mij altijd voortschreidend en beperkt. Meestal gaat het bij fouten toch om een beeldvorming (theorie) die niet recht kan doen aan alle feiten of bepaalde feiten over het hoofd heeft gezien of anders heeft gerangschikt. Vaak gebeurt dit vanwege een dominante invloed vanuit regulerende overtuigingen. Als dit bewust is gedaan op een “gesloten” of “onverantwoorde” manier dan kunnen we spreken over manipulatie. Maar ook andere fouten zijn natuurlijk denkbaar.

Natuurlijk heb je als journalist te maken met voortschrijdend inzicht. Maar dan hoef je toch geen fouten toe te geven? Je publiceert dan gewoon het voortschrijdende inzicht. Je kan niet altijd recht doen aan de volledige werkelijkheid, maar wel aan de werkelijkheid. Ook alles wat je zegt over ‘regulerende overtuigingen’ werkt volgens mij vooral vertroebelend. Een journalist schrijft vanuit een basiswereldbeeld. Maar ook vanuit dat basiswereldbeeld is een journalist gewoon aan te spreken op de feiten. Een journalist hoeft echt geen rekening te houden met alle mogelijke wereldbeelden. Leuk voor theologen 😉

Pfoe. Ik heb het idee dat ik vooral heel veel misverstanden aan het wegwerken ben geweest. Ik hoop dat ik een beetje duidelijk ben geweest en niet al te scherp.
Groeten,
Evert

Hoe komt het toch dat je mijn woorden maar niet lijkt te begrijpen? Ben ik dan zo’n slechte communicator? Ik krijg twijfels over mezelf en mijn mogelijkheden. Een gebrek dat ik jou iets niet duidelijk kan maken dringt zich toch minstens aan mij op. En dat frustreert mij.

Dus het inhoudelijk gesprek stuit op een procesprobleem. We hanteren andere methoden zodat begrippen een andere betekenis/lading krijgen. Daarnaast zie ik ook verschillen in uitgangspunten die tot verwaring leiden. Nu kan ik daar veel tijd en aandacht aan geven, maar dat vind ik inmiddels wel erg vermoeiend en tijdrovend worden. En helaas is dit bij mij beperkt. Ik doe nog een poging.

inleidend:
Ik zie een taalprobleem > jij gaat anders met taal om dan ik doe. En ik zie een probleem op het niveau van overtuigingen als het gaat om de menselijke kant van journalistiek die volgens mij niet te scheiden is en hooguit te onderscheiden. Die menselijke kant begrijpen is volgens mij nodig om feiten zoveel mogelijk recht te doen of om te erkennen dat we vaak/soms weinig in staat zijn om feiten voldoende recht te doen.

woordprobleem:
Ik zie blijkbaar een probleem bij het woord “objectiviteit”, dat jij niet met mij deelt. Ik kijk hierbij voorbij een woordenboek definitie en ga terug naar een stuk etymologie van het woord en de discussie die er rondom dit woord is gevoerd. Dat lijkt mij belangrijk wanneer je het woord introduceert in het taalveld van de journalistiek. Jij lijkt dit minder belangrijk te vinden en houdt je aan een woordenboekdefinitie. Ook goed en als het dan “zakelijk” betekent en jij daarbij geen problemen ziet dan is dat jouw perceptie, beleving en gebruik waar ik alleen maar respect voor kan opbrengen en het kan laten voor wat het is. Ik moet het doen met mijn perceptie en jij met die van jou.

Dit geldt ook voor het woord neutraliteit. Ook bij dit woord zie ik een lading die verder gaat dan journalistiek gebruik en politiek gebruik. En ook daarin is neutraliteit in het verleden lastig geweest. Denk maar aan de neutraliteit van Zwitserland. “Wie niet voor mij is tegen mij” (zegt alweer dat goede boek) maakt van de neutrale partij vaak een tegenstander. En dat geld ook in het sociale verkeer. Meervoudig partijdig is een woord met betekenis wat daar is ontwikkeld door B-Nagy.

Dus in mijn optiek zijn de woorden neutraal en objectiviteit worden die problemen geven in de toepassing die terug te voeren zijn op een gemeenschappelijk onderliggend probleem nl. het probleem van de menselijkheid van al ons doen en laten die de waarden “objectiviteit” en “neutraliteit” kunnen verstoren. Vandaar dat ik ze bij elkaar noemde.

Door je te beperken tot de journalistieke definitie of tot het woordenboek, lijkt me vereenvoudigend, maar lost dit probleem niet op. Daar lijkt me meer voor nodig. Maar als je dit probleem niet deelt dan kunnen we het er niet over hebben.

Dus dit over het taalprobleem wat er tussen ons is. En wat het moeilijk maakt om een gesprek te hebben. Maar dit taalprobleem staat niet los van het probleem bij de achterliggende overtuigen.

Probleem in de overtuigingen:

Het probleem wat ik zie is dat er maar heel moeilijk een scheiding kan worden gemaakt tussen de zaken en de mensen. Journalistiek is voor mij door en door menselijk. Dus als we (onder)scheiden dan gaat dit volgens mij niet zo eenvoudig. Daar wil ik zorgvuldig in zijn en niet al te simpel. En jij vast ook niet.

Toch ga jij hier anders mee om. Jij scheidt hierin vrij makkelijk en ziet geen probleem om tot zakelijkheid te komen. Jij bent zomaar onbevangen bij de feiten en de zaken.

Ik loop dat tegen het probleem aan dat dit in veel gevallen niet zomaar onbevangen gebeurt. En dat het ethisch relevant is om dit te beseffen willen we recht doen aan het feit en de zaak. Ik laat de “zaken” niet los – zoals jij mij toedicht – maar ik probeer juist de zaak recht te doen. Als we immers helder krijgen hoe ons perspectief zich verhoudt tot andere perspectieven en tot de zaak dan krijgen we opheldering. Dat zijn de vervorvenheden van de fenomenologie en de hermeneutiek.

Dit heeft niets te maken met helicopterview. Dit heeft te maken met een besef dat we niet alles kunnen zien en dat we vanuit een perspectief kijken naar feiten. We hebben aanvulling nodig en dat gebeurt door middel van een gesprek. Maar ook dat is natuurlijk een perspectief. Inter-perspectief en niet meta-perspectief. Dat is mijn onderliggende overtuiging en die lijk jij niet te delen. Toch?

En als je daarbij roept dat ik de feiten loslaat dan voel ik mij daar niet echt serieus in genomen. “Volledig” zeg je zelfs. Dat ik hier een fenomenologische aanpak laat zien, betekent niet gelijk dat ik de feiten los wil laten. Het is (maar) een methode om de feiten recht te doen. En dat kan volgens mij alleen als we ook onze subjectieve zijde onder ogen zien. Mijn uiteindelijke doel is om beide zijden recht te doen. De belevingskant en de “zakelijke” kant. En dat kan volgens mij alleen als je eerst het probleem hebt geconstateerd van de verwevenheid van feiten “an sich” en de feiten “fur mich”. En daar denken we blijkbaar anders over. Of heb ik dit mis?

Je snelle conclusie om mijn “altijd bereid tot verantwoording” te koppelen aan een boek waar ik het niet aan koppel, en daar dan vanalles over te beweren, is erg gretig. Ik bedoelde met het goede boek ‘gewoon’ de bijbel. Want daar komt het uit. En over de verantwoordelijkheid lijk je het behoorlijk met me eens te zijn. Of niet?

Dit geldt ook voor je gretige reactie op “eerlijkheid”. Dat was niet mijn voorstel en juist met het OP ZEKERE HOOGTE instemmen van dit voorstel van iemand anders (Anthony), geef ik aan dat dit moeilijk een criterium kan zijn (wel voor jezelf, maar vaak niet toereikend in sociaal verband). Precies om de reden die je zegt. “Het komt in de richting” is immers niet hetzelfde als dat het een betrouwbaar criterium geeft. Ook dus al zo’n polariserende en reactie van je waar ik mij niet in begrepen voel.

En dan is het bijna ook begrijpelijk dat je mijn onderscheid tussen eerstelijns- en tweedelijns journalistiek niet kan volgen. Ik geef toe dat dit misschien een amateuristisch onderscheid is. Maar ik hoopte dat het verhelderend zou zijn om de overgang en de nadruk op feiten en betekenissen duidelijk te maken. En ook bij betekenissen blijft het belangrijk om getrouw te zijn aan de feitelijke stand van zaken of de betrouwbaarheid van de informatie waar we vanuit gaan. Dus schuif me dat alsjeblieft niet in de schoenen. Daar hoor je mij niet tegenin gaan. Ik roep ook niet dat de één kwalitatief hoger is zoals jij mij toedicht. Ze hebben beide hun waarde. En dat mensen graag bij opiniërende journalistiek willen lijkt me ook goed te volgen a. omdat je feiten in een breder of deskundiger betekeniskader kan zetten (achtergrondinfo, duiding etc.) en b. omdat je vaak dan ook meer kan laten zien van jezelf als mens met een mening. Een journaallezer zal hooguit met zijn kleding en zijn stem iets van persoonlijke inbreng kunnen geven. En dat is voor sommigen te weinig. Dus dit kwalitatieve onderscheid lees jij terwijl ik dit niet zo schrijf/bedoel.

Dat de journalist schrijft vanuit een “basiswereldbeeld” is misschien wel jou mening die veel verheldert over ons misverstand. Wat is nu een basiswereldbeeld? ‘Gewoon’ aan te spreken op de feiten? Geen rekening houd met andere wereldbeelden? Hoe zit het dan met de menselijke kant van de journalistiek? Deze neemt de journalist toch in alles mee? Daarin hoor ik je soms wel bevestigend antwoorden en soms ook weer niet. En dat vind ik wat verwarrend.

Tja ik zie problemen die jij niet zie of die jij een andere plek geeft. Dat maakt het moeilijk praten. En dan kan ik me ook voorstellen dat je mijn toepassing van regulerende overtuigingen vertroebelend vindt. Met die regulerende overtuigingen heb jij mischien niets te maken als je bij de feiten blijft. Jij hebt daar geen last van als je de feiten bekijkt of als je een onderwerp kiest om over te schrijven. Het gaat jouw om de journalistiek verantwoording en dat is voor jou genoeg. Of begrijp ik je hierin verkeerd?

Ik doe maar een poging om ergens uit te komen waarin we elkaar weer kunnen vinden. Dit is zeker niet negatief/sarcastisch bedoeld. Ik probeer ook jou recht te doen in wat je zegt en vindt. Dus jij hebt daarin het laatste woord over jezelf.

Inmiddels hangt het van veel misverstanden aan elkaar. En is de coherentie zoek. Ik hoop dat de lezer er nog mee is gediend.

Ik ga nu over tot de orde van de dag.

Dus hier laat ik het even bij omdat er dingen zijn die minstens zo belangrijk zijn. als ons gesprek hier. Hopelijk geeft dit wat opheldering.

Het ga je goed en vriendelijke groet!

Ronald

@Ronald
Sorry, het is niet mijn bedoeling om je aan te vallen of om te polariseren. Maar het lijkt mij dat je enerzijds een idealistisch beeld van objectiviteit hebt en anderzijds concludeert dat dit ideaal onbereikbaar is en we het daarom maar moeten laten vallen. Als je The Elements of journalism zou lezen, je verwijst er in je stukje zelf naar, dan geloof ik dat je meer op mijn lijn zou komen te zitten. Zoals de schrijvers in het boek zeggen: ‘het idee objectiviteit is zo veranderd dat het nu meestal gebruikt wordt om het probleem te beschrijven dat het juist moet oplossen’.
Wat ik juist betoog is dat, ook al is de journalist als mens zwak, de journalist toch gewoon zijn werk kan doen. Ook al heeft de journalist overtuigingen, deze kunnen zijn werk wel beïnvloeden, maar hoeven het werk niet te belemmeren. Dat gaat niet alleen over taal. Deze discussie gaat ook over taal, maar vooral over hoe journalisten werken. Maar weer niet over de identiteit van de journalist.
Dat is echt iets waar ik moeite mee heb, dat je de journalist in zijn werk en de overtuigingen van de journalist niet kan scheiden. Zoals hier:

Toch ga jij hier anders mee om. Jij scheidt hierin vrij makkelijk en ziet geen probleem om tot zakelijkheid te komen. Jij bent zomaar onbevangen bij de feiten en de zaken.

Waarom zou ik onbevangen moeten zijn? Als journalist moet ik toch gewoon mijn werk doen? Mijn werk, dat is dat ik een artikel schrijf of een andere productie maak op basis van de feiten en met het oog op de noden van de burger.

We hebben aanvulling nodig en dat gebeurt door middel van een gesprek. Maar ook dat is natuurlijk een perspectief. Inter-perspectief en niet meta-perspectief. Dat is mijn onderliggende overtuiging en die lijk jij niet te delen. Toch?

Niet geheel nee. Een zuiver meta-perspectief is niet mogelijk. Maar een inter-perspectief veronderstelt dat alle overtuigingen gelijk zijn. Dat is ook onjuist. Vanzelfsprekend geef je als journalist ruimte voor verschillende overtuigingen en perspectieven, met name zelfs in de opiniërende journalistiek, maar je gaat er nooit vanuit dat alle perspectieven in beginsel gelijk zijn.

En als je daarbij roept dat ik de feiten loslaat dan voel ik mij daar niet echt serieus in genomen. “Volledig” zeg je zelfs. Dat ik hier een fenomenologische aanpak laat zien, betekent niet gelijk dat ik de feiten los wil laten.

In het geciteerde laat jij in mijn ogen de feiten helemaal los. Feiten gaat niet over die zaken waar de meeste overeenstemming over is. Dat heeft zelfs niets met fenomenologie te maken en al helemaal niet met Kant. Feiten gaat over niets anders dan juiste en betrouwbare informatie. Neem ik je serieus? Zeker. Maar als je zegt dat journalisten zich vooral met gedeelde meningen moeten gaan bezighouden, dan word ik daar niet enthousiast van.

Over ‘altijd bereid tot verantwoording’ dat was gewoon mijn koppeling. Door jouw reactie herinnerde ik me dat ik dat (interessante) boek in mijn boekenkast heb staan. Dat gebruikte ik even als bruggetje om mijn punt te maken. We zijn het over verantwoording nooit oneens geweest, daar was ik eerder mee dan jij 😉 Beter gezegd, jij viel me erop aan dat je de corrigeerbaarheid van de journalist te particulier vond. Daarin heb ik niet gedraaid.

Over eerlijkheid: dat moet je niet zien als een aanval op jou. Ik geef daar gewoon mijn opvatting over waarom dat niet voldoet, zonder (in mijn ogen) de indruk te wekken jou in de schoenen te schuiven dat je dat zegt.

Maar ik hoopte dat het verhelderend zou zijn om de overgang en de nadruk op feiten en betekenissen duidelijk te maken. En ook bij betekenissen blijft het belangrijk om getrouw te zijn aan de feitelijke stand van zaken of de betrouwbaarheid van de informatie waar we vanuit gaan. Dus schuif me dat alsjeblieft niet in de schoenen.

Het probleem met dat onderscheid is dat feit, betekenis en oordeel door elkaar lopen. Daar was ik wel wat te fel, ik ging ook heel erg in op het ‘kwalitatief hoge’. Ik kan me voorstellen dat je onderscheid wilt maken tussen soorten journalistiek, maar ik durf dat niet meer. Er is één journalistiek en aan deze journalistiek kunnen dezelfde eisen gesteld worden.

Dat de journalist schrijft vanuit een “basiswereldbeeld” is misschien wel jou mening die veel verheldert over ons misverstand. Wat is nu een basiswereldbeeld? ‘Gewoon’ aan te spreken op de feiten? Geen rekening houd met andere wereldbeelden? Hoe zit het dan met de menselijke kant van de journalistiek? Deze neemt de journalist toch in alles mee? Daarin hoor ik je soms wel bevestigend antwoorden en soms ook weer niet. En dat vind ik wat verwarrend.

Ieder mens heeft een ‘basiswereldbeeld’. Dat lijkt in mijn ogen wat op de regulerende overtuigingen. Dat is gewoon de opvatting over de werkelijkheid, die voor best een groot deel overeenkomt. Naar mate je op een metafysisch terrein komt worden de verschillen groter, maar over het ‘echte leven’ zijn die verschillen niet heel groot. Over het algemeen zijn de basisovertuigingen bij journalistieke producten wel herkenbaar. Het is moeilijk om journalisten op die basisovertuigingen aan te spreken. Maar wel op de feiten zoals die binnen die basisovertuiging in de context worden geplaatst. En dat gaat dan weer over verantwoording (corrigeerbaarheid) en objectiviteit.

Ik kan me voorstellen dat de discussie je teveel tijd kost. En het is jammer dat er zoveel misverstanden ontstonden. Ik hoop dat je mijn reactie nog even wil lezen.
Groeten,
Evert