Moed is een specifieke en helaas veel te weinig gebruikte vorm van rationaliteit. Moed is de kracht om tegen de stroom van de publieke opinie op te roeien, de kracht om ratio en algemeen belang luider te laten spreken dan sentiment en de kracht om werkelijk mee te voelen met hen die in de stroom van de geschiedenis verpletterd dreigen te worden. Moed is opkomen voor Benno L..
Op 23 maart 2012 sprak de toen net gekozen bondspresident van Duitsland zijn inaugurale rede uit, in het Nederlands samen met een eerdere toespraak uitgegeven in een dun boekje met de titel: Laat je niet regeren door angst, maar door moed, vertaald door Olaf Brenninkmeijer. De flaptekst van de bijzonder interessante werkje vermeldt onder meer:
Hij doet een beroep op het geweten van hen die regeren en van hen die geregeerd worden: ‘Jullie zijn meer dan consumenten. Jullie zijn burgers, dat wil zeggen vormgevers, medevormgevers.’”
Een moedig mens
Joachim Gauck spreekt in zijn rede over moed, over mondigheid en om de taak van de burger om zijn leven in zijn hand te nemen, niet slechts ten dienste van zichzelf, maar ten dienste van het gemeenschappelijke belang. Durf verantwoordelijkheid te nemen en durf te vertrouwen:
Wij staan voor ons land, niet omdat het zo volmaakt is, maar omdat we nooit een beter land hebben gezien. In het bijzonder tegen de extreemrechtse verachters van onze democratie zeggen wij luid en duidelijk: Jullie haat is onze motivatie. Wij laten ons land niet in de steek. Wij schenken jullie onze angst ook niet.” (p. 52)
Gaucks inaugurele rede is van grote schoonheid en zeker zijn voorgestelde doel van moed: De mogelijkheid verantwoordelijkheid te nemen. Ik gooi het er maar uit: Een zeer sterk en recent voorbeeld van een moedig mens is voor mij de Leidse burgemeester Henri Lenferink. In gesprek met reclassering bleek hij bereid Benno L., veroordeeld voor ontucht met minderjarigen, in Leiden te huisvesten na het uitzitten van het grootste deel van zijn straf. Verschillende andere gemeenten wezen dit af. Nadat bekend werd dat Benno L. in Leiden woont, ontstond er maatschappelijke onrust (door sommigen een heksenjacht genoemd), waarop hij nog eens overlegde met Reclassering Nederland en bij zijn standpunt bleef, zij het met enige toegevoegde maatregelen: Benno L. blijft welkom in Leiden (hier meer info van de gemeente Leiden).
In het veel bediscussieerde artikel in NRC Handelsblad, waar de auteurs zelf een bittere nasmaak aan hebben overgehouden, geeft Lenferink aan geworsteld te hebben met deze beslissing: “Waar laten wij mensen die niemand wil? Dat was de eerste vraag die bij mij opkwam.” Die worsteling is begrijpelijk, er zullen slechts weinigen zijn die niet de afkeer voor het plegen van ontucht met kinderen tot diep in hun tenen voelen. Zeker als het over kinderen met een verstandelijke beperking gaat.
Moreel kompas
Een aantal jaar terug hoorde ik dat een docent van mijn basisschool een aantal dochters vanaf zeer jonge leeftijd langdurig seksueel misbruikt had. Achteraf moet geconcludeerd worden dat hij zijn dochters ook al misbruikte in de tijd dat ik bij hem in de klas zat. Ik wist er niets van. Zelfs nu, jaren later, voel ik nog dat mijn maag samentrekt bij de gedachte eraan, ik slaag er niet in om dit te typen zonder dat mijn ogen zich vullen met tranen. Bij alles wat ik hoor over het misbruik van deze kinderen, voel ik precies dezelfde afkeer, precies hetzelfde verdriet. Ik zie deze oud-docent nog steeds weleens fietsen.
In de andere toespraak die in het boekje is opgenomen, spreekt Gauck onder meer over de verantwoordelijkheid van burgers, dat zij niet slechts de eigen ideeën vooropstellen, maar trachten met hun ideologie, vanuit een moreel kompas, zich in te zetten voor de samenleving. Niet de persoonlijke vrijheid staat voorop, maar het vaste geloof dat er overkoepelende waarden zijn die het waard zijn om voor te strijden, de ‘vrijheid tot’ in plaats van de ‘vrijheid van’.
Wat als mijn individuele afkeer en verdriet wint, wat als onze collectieve afkeer van de daden van Benno L. het wint van de ratio? Moet iemand die de fout in is gegaan maar nergens wonen? Is het redelijk om mensen vanwege onze afkeer voor eeuwig weg te stoppen? Moed: Onverschrokkenheid en dapperheid zijn de kernwoorden die mijn Van Dale geeft. Die onmogelijke spagaat tussen sentiment en rationaliteit wordt door moed opgeheven: we weten in het heden, op het moment dat dit nodig is, op de juiste manier te handelen. Niet handelen vanuit afkeer of van een op het individu gerichte rationaliteit –ten slotte is het voor burgemeester Lenferink politiek gezien een stuk veiliger om Benno L. niet te huisvesten-, maar een moreel kompas dat de belangen en noden van de samenleving voor ogen houdt, ook de belangen en noden van hen die ooit veroordeeld zijn.
Ressentiment
Gauck stelt zichzelf aan het begin van zijn rede de volgende vraag: “Zullen mensen zich verliezers voelen als zij in de marge van de samenleving terechtkomen?” Hij heeft het hier over een veranderende wereld, niet over het individu. Sterker: meer dan veel Nederlandse politici heeft Gauck uitgesproken aandacht voor de groep, in plaats van voor het individu. Maar hoevelen zouden het niet toejuichen als Benno L. in de marge terechtkomt of erger?
“Als het gaat om samenleven, mogen we ons juist niet laten leiden door angsten, ressentimenten en negatieve projecties,” spreekt de Duitse bondspresident verder uit. Het vergt moed om de pedoseksuele medemens -of erger: de zedendelinquent- met het zelfvertrouwen van een mens onder mensen tegemoet te treden, in plaats van met de angst die tot geschreeuw en bedreigingen leidt.
Lost het dan echt niets op om zedendelinquenten voor altijd weg te stoppen? Misschien in individuele gevallen. De vraag is of dat het probleem in de breedte oplost. Tussen 1994 en 2000 werden door het Openbaar Ministerie 9.451 aangiften met betrekking tot pedoseksualiteit geregistreerd, blijkt uit het rapport Pedoseksuele delinquentie (2002) van het WODC (p. 56). Tussen 1996 en 2002 werden 10.788 mensen verdacht van een dergelijk misdrijf, maar dubbeltellingen liggen hier voor de hand (p. 54). Met name misbruik binnen de familie of door vrienden wordt vermoedelijk weinig vermeld (p. 49) maar het aandeel gevallen van misbruik dat gemeld wordt is als geheel vermoedelijk erg klein (p. 51). Samenvattend: er zijn dus veel mensen die zich schuldig maken aan een misdrijf dat gerelateerd is aan pedoseksualiteit, waarvan het grootste deel nooit algemene bekendheid krijgt.[aesop_document type=”pdf” src=”http://vrijzinnigevangelisch.nl/wp-content/uploads/2014/03/ob220-volledige-tekst_tcm44-58467.pdf” caption=”Pedoseksuele Delinquentie (2002)”]
Gedachten
Belangrijker nog dan deze kille cijfers: Je loopt zelf alleen maar meer risico. Pedoseksuelen zijn niet een apart soort mensen, monsters die hun menselijkheid ontzegd kan worden. Het is voor mij nu gemakkelijk om te schrijven over Benno L., want ik heb zelf geen kinderen en ben nooit in een situatie geweest waarin ik de mogelijkheid had om die dingen te doen die Benno L. deed. Maar als ik naar mijn eigen gedachten kijk, dan schrik ik daar weleens van, ik ben blij dat anderen niet in mijn hoofd kunnen kijken. En ik ben nog jong.
De modale (meest voorkomende) leeftijd waarop een zedendelinquent voor het eerst op strafbare wijze over de schreef gaat, is 31 jaar, zegt het rapport Pedoseksuele delinquentie. Voordat iemand uiteindelijk een kind misbruikt, is daar dus een heel traject aan vooraf gegaan en dat begint, jazeker, bij de gedachten. “The battle it starts in your mind, a lesson to be learned, provoking thoughts only cause the sin that provoking thoughts have earned”, zingt speedmetalband Deliverance begin jaren negentig. “Sow a thought, reap an action. Sow an action, reap a habit. Sow a habit, reap a destiny”, zingt Tourniquet, één van mijn favoriete bands, een paar jaar later. Ellis (1975) gebruikt een model waarin gebeurtenissen (A) leiden tot opvattingen (B), die op hun beurt weer leiden tot gedrag (C). Een ingewikkelder variant, waarbij gedrag (C) leidt tot vergaander gedrag (D) lijkt me goed denkbaar, terwijl ook Augustijnse visie van de wil als gedragsbepalend in dit model te passen valt.
De vraag is steeds: Wat doet een man met zijn fantasieën, slaagt hij erin zich aan de porno (ik denk dat geen enkele man dat echt volledig heeft kunnen ontwijken) te onttrekken? Voordat iemand vanaf die initiële aanraking met perverse seksualiteit de stap zet tot ontucht, is er veel water door de Rijn gestroomd en het traject onttrekt zich grotendeels aan het zicht van buitenstaanders.
Als ik naar mijzelf kijk, zie ik ook dat ik vanuit mijn gedachten in staat ben tot onvoorstelbaar goed en tot onuitsprekelijk kwaad. Welke keuzes maak ik? Angst, vat Joachim Gauck samen, is nooit een goede raadgever. Welke angst leggen wij een (toekomstig) zedendelinquent op?
Morele keuzes
Dit heeft ook een psychologische kant. In het oude en inmiddels op neurologisch gebied totaal verouderde boekje De ongelijkheid van mensen (1975) bespreekt H.J. Eysinck onder meer de relatie tussen persoonlijkheid, geestesziekte en misdaad, waarin hij –en dat geldt wel nog steeds- benadrukt: “Men kan misdadigheid niet begrijpen door alleen van erfelijkheid uit te gaan, maar men kan haar ook niet begrijpen door alleen van het milieu uit te gaan.” Als pedoseksualiteit (deels) een neuropsychologische basis heeft, dan is het moreel afkeuren ervan niet zomaar de oplossing. Mensen hebben dan een aandoening waarvoor zij behandeling en eventueel medicijnen dienen te krijgen. En ook dan is niet alle kwaad en alle lijden te voorkomen.
Geven wij mensen de ruimte om zelf morele keuzes te maken? Als mensen met pedoseksuele neigingen (het is moeilijk in te schatten hoeveel dat zijn, maar het lijkt me helder dat er niet weinig zijn) weten dat ze vogelvrij worden zodra ze over de schreef gaan, dan zal angst hun handelen bepalen. Net zoals angst nu al het handelen bepaalt van hen die protesteren tegen Benno L.. Angst heeft nog nooit van slechte mensen goede mensen gemaakt, of van goede mensen nog betere mensen.
In het nawoord van Laat je niet regeren door angst, maar door moed refereren journalisten Michèle de Waard en Willem Wansink aan de Oost-Duitse geheime dienst Stasi, waarvan Joachim Gauck sinds 1992 de archieven beheerde. “Gauck toonde de banaliteit aan van het communistische spionagesysteem,” schrijven ze. “Hij zorgde ervoor dat burgers weer zelfvertrouwen kregen, en vertrouwen in de ander.” Moed is om mensen die de fout in gaan niet te verstoten, maar na hun straf weer in de maatschappij op te nemen. Dat is vertrouwen.
Re-integratie
Een aantal jaar terug las ik een opinieartikel op Tijd.be van advocaat Raf Jespers over vervroegde invrijheidstelling, naar aanleiding van de zaak rondom Michelle Martin. Daarin schrijft hij dat uitzicht op vrijlating de re-integratie van ex-gevangenen in de maatschappij verbetert en ook een gunstig effect heeft op het leefklimaat in de gevangenissen: “Vraag maar aan cipiers welk gunstig effect een mogelijke vervroegde vrijlating heeft op het gedrag van de gevangenen. Zonder dat perspectief zou de toestand in gevangenissen nog moeilijker worden.” Ook had blijkens onderzoek in de Verenigde Staten een systeem zonder vervroegde invrijheidstelling geen positief effect op de veiligheid.
Terug naar Henri Lenferink: De burgemeester toonde grote moed door zich niet door zijn eigenbelang of door het protest van een deel van zijn bevolking te laten leiden, maar in de eerste plaats door het recht en door zijn morele kompas. Hij heeft de luidste stemmen niet laten overheersen of de sentimenten van angst en afkeer, maar het vertrouwen in ons Nederlandse rechtssysteem. In een tijd waar emotie zo prominent een rol opeist in het publieke debat en in de politiek is dat bemoedigend. “…dat het mogelijk is ons niet door angst te laten leiden, maar voor moed te kiezen,” sluit Gauck zijn inaugurale rede af, “daarvan hebben we niet alleen gedroomd, dat hebben we ook in de praktijk gebracht en laten zien.” De beslissing om Benno L. te huisvesten en achter deze beslissing te blijven staan, toont een volwassen moreel besef. Deze burgemeester is een voorbeeld voor politici en burgers van Nederland.