Ik heb al eerder over twijfel geschreven en voor het grootste deel sta ik daar nog steeds achter. Hier een daar staat een detail waar ik me nu niet meer in kan vinden, sommige stukken vind ik nu te stellig geschreven en over sommige stukken die ik aanstip valt meer te zeggen dan ik in het stuk doe. Normaal geen aanleiding om een vervolg op een eerder stuk te schrijven. Vandaag wel.
Vandaag preekte Jurjen ten Brinke in mijn kerk, tijdens een jeugddienst. Een prima preek voor een jeugddienst, vlot, enigszins moraliserend (daar hebben jongeren iets minder een allergie voor dan de oudere generaties) en een vastomlijnd onderwerp: twijfel. Na afloop sprak ik even met hem, waarin ik aangaf ’twijfel’ wat minder ruim te interpreteren dan hij. Maar precies definiëren kon ik het op dat moment niet. Na er enige tijd over nagedacht te hebben, kom ik nu een stuk verder.
Twijfelen is nadenken en nadenken is goed, menen sommigen (hier bijvoorbeeld). Dat vind ik een te ruimte definitie. Zeker, bij twijfelen komt (meestal) denken voor, maar daarmee is het zeker niet de enige manier van nadenken en niet de beste. Ik definieer twijfel als volgt:
Twijfel is het (moeten) kiezen tussen verschillende helder omschreven opties die allen ongeveer even (on)aantrekkelijk zijn.
Twijfel gaat altijd om een keuze, of het nu een keuze is in het handelen, waar ik het in mijn eerder genoemde stuk over heb, of over een keuze in het aannemen van specifieke opvattingen. ‘Bestaat God?’, een vraag uit de dienst van vanmorgen, is hier een goed voorbeeld van: je moet kiezen tussen de antwoorden ja, nee, weet ik niet en interesseert me niet.
Bij dat voorbeeld zijn de opties ook helder omschreven. Als ik nu kies voor een ander voorbeeld waarbij de opties niet duidelijk omschreven zijn, dan wordt duidelijk dat er dan geen sprake is van twijfel. Bij de vraag: Wat vind ik eigenlijk van de drie-eenheid, dan is twijfel een onzinnige term: waar twijfel je dan aan? Stel je echter de opties: De drie-eenheid bestaat niet, de drie-eenheid is een term die beantwoordt aan een reële goddelijke werkelijkheid of de drie-eenheid is een menselijke poging om de weerbarstige goddelijke werkelijkheid te begrijpen, dan is er duidelijk sprake van een keuze tussen opties en is er reden voor twijfel.
Dit zijn allemaal voorbeelden van opvattingen, waarbij je een afweging maakt naar persoonlijke voorkeur en naar redelijkheid binnen het eigen wereldbeeld. Maar ik heb ook gedrag genoemd en niet zonder reden: In veel gevallen is er twijfel over een keuze die gemaakt moet worden, waarbij je soms moet kiezen tussen twee kwaden en soms moet kiezen tussen wat je weet dat goed is (ja, ik ben een moreel realist) en dat wat je wil. Twijfel komt niet alleen voor als je niet wat waar is en wat niet of als je niet weet wat je moet doen of niet, twijfel kan ook voorkomen als je weet wat waar is en weet wat je moet doen, maar eigenlijk liever niet doet wat je moet doen. Daarom is definieer ik hier niet met gebruik van de term rede, maar met de term aantrekkelijkheid.
Twijfel is een manier van denken die op afbraak gericht is: je bent sceptisch ten opzichte van een bewering of ten opzichte van een bepaalde gedraging. Andere manier van nadenken zijn gericht op opbouwen: je bent nieuwsgierig, leergierig, geïnteresseerd. Soms heb je die twijfelende manier van denken nodig, zoals men Aristoteles in de dertiende-eeuwse Verlichting (de enige ware Verlichting, wat mij betreft) pas kon verwerpen, nadat men ging twijfelen aan de juistheid van verschillende van zijn opvattingen. Twijfel kan helpen om van overbodige balast af te komen. Maar het risico om het kind met het badwater weg te gooien is levensgroot, opbouwender manieren van denken zijn in dat opzicht vaak verstandiger.
Jurjen ten Brinke noemde nog dat hij een groep studenten kende die van twijfel een levensstijl hadden gemaakt. Ik denk dat dat een vorm van agnosticisme is of daar in ieder geval heel dichtbij ligt: ondanks dat het vaak twijfel genoemd wordt, is het dat niet. Het lijkt me eerder een vorm van intellectuele onverschilligheid. Net als Jurjen heb ik daar een bij uitstek negatief oordeel over. Veel van wat in kerken met twijfel wordt aangeduid is in mijn ogen ongeloof. In mijn eerdere stukje stip ik dat al enigszins aan en ook daar heb ik een negatief oordeel over, zij het dat het voor enige tijd best begrijpelijk is.
Ook benadrukte Jurjen sterk dat twijfel vraagt om onderzoek en een keuze. Twijfel is bedoeld om tijdelijk te zijn en om te groeien in kennis van Gods wegen en in het navolgen daarvan. Als dat het resultaat is, dan is er niets mis met twijfel. Zoek God, desnoods met twijfel. Tenslotte zijn we interpreterende wezens.
Uiteindelijk is mijn pleidooi om op een zorgvuldige manier met twijfel om te gaan en het etiket niet te pas en te onpas te gebruiken. Vooral niet omdat twijfel een te positieve associatie heeft: iemand die ’twijfelt’ kan bijna niet tegengesproken worden, terwijl iemand die ongelooft daar veel gemakkelijker op aanspreekbaar is. Laten we dus niet twijfel gebruiken om feitelijk ongeloof als een soort nadenken de hemel in te prijzen. Nadenken en ongeloof kunnen samengaan, maar die combinatie is verre van vanzelfsprekend.